Vaak worden Alzheimer en dementie door elkaar gehaald. Alzheimer is een bepaalde vorm van dementie. Er zijn wel 50 vormen van dementie, waarvan Alzheimer er een is. Alzheimer en dementie zijn dus niet hetzelfde.

Ongeveer 70% van de mensen die aan een vorm van dementie lijden, hebben Alzheimer. Het is dan ook de meest voorkomende vorm van dementie. Opvallend aan Alzheimer is dat de ziekte veel meer bij vrouwen voorkomt dan bij mannen. Daarover krijgen jullie later meer informatie.

In het begin van de ziekte zijn de symptomen nog niet heel duidelijk. Meestal zijn er in het begin wat stoornissen in het geheugen. Naarmate de ziekte vordert verliezen patienten steeds meer vaardigheden. In het laatste stadium van de ziekte is iemand volledig afhankelijk van anderen.

Mensen die Alzheimer hebben, krijgen steeds meer moeite met dingen waar je je hoofd bij moet houden. Dat zijn bijvoorbeeld dingen als een gesprek volgen, plannen maken, problemen oplossen en beslissingen nemen. Verder hebben ze vaak moeite met:

• Nieuwe informatie leren. Patiënten kunnen moeilijk nieuwe informatie leren, omdat ze vergeten wat ze net gehoord of gezien hebben.
• Oriëntatie. Patiënten hebben geen goed besef van tijd of plaats meer. Ze weten bijvoorbeeld niet welke dag het is, hoe laat het is of waar ze zijn.
• Het begrijpen en gebruiken van taal.
• Het herkennen van voorwerpen en geluiden. Ze weten niet meer waarvoor bepaalde voorwerpen of geluiden dienen.
• Het uitvoeren van bepaalde handelingen.
• Denken en beoordelen van situaties.

Naast de boven genoemde dingen, kunnen patiënten ook een verandering in het karakter krijgen. Dat gebeurd in een later stadium van de ziekte. Patiënten kunnen bijvoorbeeld onrustig en agressief worden en stemmingsproblemen (apathie, depressie en angst), impulsief gedrag en psychotische problemen krijgen.